Palast der Republik

foto door Lutz Schramm

Het architectonische pronkstuk van de voormalige DDR, het Palast der Republik, is voorgoed uit het straatbeeld van de Duitse hoofdstad Berlijn verdwenen. Dit weekend werden de laatste sloopwerkzaamheden verricht. Deze kolos van duizenden kilo’s metaal, zonwerend glas en spuitasbest was voor veel Duitsers een confronterende herinnering aan de socialistische heilstaat die eens was.

Menigeen - ondergetekende incluis – koesterden het bouwwerk juist als een tastbaar cultureel erfgoed, een leerzaam bewijs van een donkere periode uit de Europese geschiedenis. Sommige voormalige burgers van de DDR denken zelfs met weemoed terug aan het tijdperk voor de val van de muur in 1989. Voor hen is met de ontmanteling van het Palast ook stukje van hun eigen geschiedenis verdwenen.

Deze uiteenlopende visies op de betekenis van het verleden, herinneren mij aan het boek A Grand Illusion?, dat ik enige tijd gelezen heb. In dit boek omschrijft de Britse historicus Tony Judt het idee ‘Europa’ als een mythe, een dogmatische gedachte die geen gelijke tred houdt met de Europese realiteit. De Duitse deling tussen 1949 en 1991 was voor de Brusselse beleidsmakers en West-Europese staatshoofden een aangename situatie, hoewel zij naar het publiek toe de opsplitsing van het continent in de scherpst mogelijke woorden afkeurden. Zolang het Ijzeren Gordijn gesloten was, hoefde Europa zich sowieso niet uit te breiden in oostelijke richting. De Europese politici konden op deze manier ingewikkelde vraagstukken over de uitbreiding van Europa gemakkelijk uit de weg gaan.

De West-Europeanen vanaf het begin van de Koude Oorlog in toenemende mate een belang hadden bij een permanent verdeeld Europa. Zo moet bijvoorbeeld de Ostpolitik uit de jaren zeventig ook in dit licht bezien worden. Met dat beleid wilde de toenmalige Bondskanselier Willy Brandt weliswaar de  Oost-West-relaties verbeteren, een spoedige eenwording streefde hij zeker niet na.

Een eventuele oostwaartse uitbreiding zou bovendien funest kunnen zijn voor het welvaartspijl van de Europese Gemeenschap, zo werd in West-Europese regeringskringen verondersteld. Naar buiten toe hielden regeringsleiders wel altijd vol dat de Europese gedachte in principe verder strekte dan alleen West-Europa. Gedurende de Koude Oorlog was deze gedachte een illusie, die met zorg in stand werd gehouden.

Toen de euforie na de val van de Berlijnse Muur uitgeraasd was, groeiden de twijfels in West-Europa. De Muur was een lelijke oplossing geweest, maar had in ieder geval stabiliteit gebracht. Judt schreef dit boek in 1997, maar zijn twijfels over de Europese gedachte zijn nog altijd actueel. In 2004 vond uiteindelijk de grootste uitbreidingsronde in de geschiedenis van de EU plaats, waarbij 8 voormalig communistische staten (Estland, Letland, Litouwen, Polen, Tsjechië, Slowakije, Hongarije, Slovenië) aansluiting vonden bij de EU. In 2007 zouden Bulgarije en Roemenië volgen. In dat opzicht heeft de illusie van oostwaartse verspreiding geen stand gehouden, maar is zij juist realiteit geworden. Met Judt’s ideeën in het achterhoofd, reist wel de vraag of West-Europese politici niet heimelijk terug verlangen naar de Koude Oorlog.

Lees ook:De Muur staat nog
Lees ook:Boekentip: zo werkt Europa
Lees ook:Stroom van illegale migratie door Schengen-zone
Lees ook:Oost-Europeanen versus West-Europeanen in de EU
Lees ook:Het Europese project

Geef een reactie

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Verplichte velden zijn gemarkeerd met *

Naam

Website

Het kan vijf minuten duren voordat nieuwe reacties zichtbaar zijn.